Rapport van Beer Poortugael - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

Rapport van Beer Poortugael

Mei-juni 1940
 Weerlegging Rapport Enquete Commissie 
  
door JHR. D. J. H. N. DEN BEER POORTUGAEL (Gepensioneerd kolonel der Marechaussee)
die het in dit artikel opneemt  voor zijn korps en die de kritiek weerlegt, welke in het
rapport der Parlementaire Enquête Commissie wordt geuit.
 
 Er zijn altijd mensen die graag met modder gooien, of de daden van anderen trachten te verkleinen om zelf groot te schijnen. Doch het is onbegrijpelijk, dat dit wordt opgenomen in een v: rapport van een enquêtecommissie, waarbij deze, zonder zelfs een diepgaand onderzoek, conclusies trekt en afkeuring uitspreekt over als de Koninklijke Marechaussee, dat ook eerste oorlogsdagen zijn devies „Zonder Vrees en Blaam" heeft hooggehouden.
Waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt, maar het wapen der Marechaussee heeft niet gefaald en het kan met ere op die dagen terugzien. Zeker is het niet schuldig aan tekortkomingen, waarvan  het  meerdere reserveofficieren wordt beticht. De marechaussee trachtte orde te brengen in de chaos, soms met harde hand en dat was velen niet naar de zin.
 
 
 
 
Geen troepen gezien
 
Na onze activiteit in Zeeuwsch-Vlaanderen, waar de stroom terugtrekkende of gevluchte onderdelen in goede orde werd opgevangen, kreeg ik op 18 mei 1940 van het Opperbevel opdracht mij met mijn divisie te gegeven naar Nantes om een vliegveld te bewaken,  waar Nederlandse piloten werden geoefend.
"Terugtrekkende troepen op weg daarheen niet gezien, behalve een over z'n toeren zijnde gepensioneerde overste, die me in Montreuil zei, dat er zich zwermen Nederlandse soldaten op de weg Boulogne - Montreuil bevonden en dat deze moesten worden opgevangen. Patrouilles kwamen echter onverrichterzake terug.
 
Geen benzine
 
Wij verloren daardoor kostbare uren. Wij kwamen te laat in Abbéville, misten daardoor de mogelijkheid om benzine te tanken en de volgende dag was het tankstation weggebombardeerd. Toen de divisie eindelijk in Nantes arriveerde, nadat wij onderweg een groot aantal autobussen hadden achter gelaten bij gebrek aan brandstof, was het Nederlandse vliegveld opgeheven.
De Franse autoriteiten wilden van mijn diensten een dankbaar gebruik maken, maar na een paar dagen kreeg ik via de consul opdracht om met de divisie naar Caen te verhuizen. Bij een van de kazernes komende ontmoette ik voor het eerst Nederlandse militairen op Franse bodem.
 
Geen lifters
 
Voordien had ik er enkele gezien en hoe de kapitein Van Suylen heeft kunnen verklaren dat wij geen lifters meegenomen hadden, omdat we "vol" waren, is mij een raadsel. Nu ben ik zelf niet altijd bij de colonne geweest, omdat ik dikwijls vooruit moest gaan voor  besprekingen met de Franse autoriteiten, ten einde onderdak, benzine en rantsoenen te verzekeren, doch als aan Nederlandse militairen hulp geweigerd had moeten worden, dan was mij dat zeker gerapporteerd.
Dr. Koch
 
In Nantes ontmoette ik dan een grote troep officieren en manschappen van diverse onderdelen met de reservemajoor dr. Koch als algemeen commandant. Zijn detachement is tot in Engeland bij de divisie marechaussee gebleven. Dat deze divisie zich dus niets van de troepen heeft aangetrokken, mag dus wel naar het rijk der fabelen worden verwezen.
 
Onzin
 
Dat het toezicht der marechaussee nodig was is diverse malen gebleken. Het samenraapsel, dat wij op sleeptouw hadden genomen, was alles behalve gedisciplineerd en vele malen moest de marechaussee ingrijpen.
En wat een onzin om te beweren, dat de marechaussee  met extra kleding, goed gevoed en zelfs met damborden in Engeland arriveerde, terwijl die arme troep half verhongerd was. Broodmager kwam de divisie in Engeland aan, niet door gebrek aan voedsel, maar door vele vermoeienissen van de tocht. De Nederlandse troepen hadden precies hetzelfde eten toen zij met de marechaussee reisden.
Prachtig gedisciplineerd heeft de divisie de tocht volbracht. Uitblinker was wijlen adjudant Staal (zie foto)van de brigade Eindhoven, die het bovenmenselijke heeft gepresteerd alle achterblijvers weer bij de colonne te brengen, dikwijls onder de neus van de Duitsers.
 
Aperte leugen
 
Er staat in het rapport, dat de marechaussee zich heeft willen onttrekken aan de strijd tegen de vijand, zich beroepend op het  non-combattantschap van het wapen. Dat is een aperte leugen. De marechaussee is niet non-combattant en dat wist iedere marechaussee, al wordt het wapen als regel niet als strijdend onderdeel in eerste linie ingezet.
Een paar dagen na onze aankomst in het kamp van Porthcawl, waar wij met de bewaking werden belast, heb ik minister Dijxhoorn een plan voorgelegd om van de divisie een vechteenheid te maken. De minister ging geheel met het voorstel van mij en van de tegenwoordige commandant van het wapen, de brigade-gen. Kist akkoord. Onderofficieren en marechaussees wilden vechten onder hun eigen officieren  en niet samen met een ratjetoe en onder een stel blaaskaken en amateurs.
                          
Tegen de bierkaai
 
Ik heb gevochten om mijn divisie bij elkaar te houden, maar het was vechten tegen de bierkaai. „Als de marechaussee uit het  kamp gaat, krijgen we hier oproer", zei de generaalinspecteur tegen mij. En toen begon het ondergronds gewroet. De Engelse liaisonofficier, een tot kolonel gebombardeerde reserveofficier, in het dagelijks leven kwitantieloper voor 'n verzekeringsmaatschappij, werd in de arm genomen. Deze wendde zich tot de generaal belast mét de geallieerde legers in Engeland en op zijn beurt ging deze weer naar het War Office, dat de Nederlandse regering liet weten, dat het tegen de beslissing van de minister was. De Nederlandse regering legde zich, als altijd, bij het Engelse verlangen neer.
 
Versnipperd
 
De marechausseedivisie werd versnipperd in een mobiele afdeling en een  bewakingsgroep en men ontzag zich zelfs niet om brigadecommandanten,  grootmeesters in het politievak, op te schepen met portiersbaantjes.
Nee, de kritiek op de marechaussee is onrechtvaardig. Het  wapen heeft het goede gewild,  maar duistere elementen hebben het onmogelijk gemaakt om het goede te blijven  doen. Doch het onbegrijpelijkste van alles is nog, dat de enquêtecommissie mij slechts eenmaal  heeft gehoord en mij later niet meer in de gelegenheid heeft gesteld om de smerige insinuaties aan het adres van een keurkorps te weerleggen.
 
 Uit: De Telegraaf, 21 september 1956
    
Terug naar de inhoud