Dagboekpassages Pont Audemer - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

Dagboekpassages Pont Audemer

Normandië
 
Vïeux-Bourg, 24 augustus
21.00 uur. — Nauwelijks waren we in Pont L'Eveque aangekomen (het was ongeveer zes uur) of de „Brigade R-Group" — d.i. een kleine ploeg, die vóór een operatie onder leiding van de Brigadecommandant zelf op verkenning gaat — rukte uit om het terrein aan de overzijde van de Touques in te trekken.
Intussen kreeg de infanterie opdracht om zich zo snel mogelijk gereed te maken voor voortzetting van de mars. Het was nog steeds onmogelijk enig voertuig te gebruiken, want de bruggen waren nog niet hersteld, al spande de Brits Genie zich koortsachtig in om nog in de nacht de eerste colonnes over te kunnen sturen.
Tegen achten arriveerde de ,.R Group" op de plaats van bestemming en voerde de nodige verkenning uit; onmiddellijk daarop werden door de radio orders aan de marcherende troepen gegeven en zo was, ondanks incidenteel vijandelijk artillerievuur de infanterie van de brigade om half negen in gereedstelling te Vieux-Bourg. Inmiddels was de eerste brug gereed gekomen in Pont L'Eveque, zodat de belangrijkste voertuigen weldra opgetrommeld konden worden. Vóór het aanbreken van de morgen rekenen we er echter niet op, dat de brigade compleet in Vieux-Bourg zal zijn, want in de loop van de nacht moeten enkele duizenden voertuigen de smalle brug over. Toch gaat het blijkbaar nog veel te snel in de ogen van de Moffen; alles wijst er op, dat ze zich weer terugtrekken, zelfs hun artillerievuur is opgehouden.
Wij beginnen nu de Seine gevaarlijk dicht te naderen.

Vieux-Bourg
25 aug. 1944, 22.00 uur. -- Reeds in de loop van de morgen arriveerden hier de laatste voertuigen van de Brigade uit Pont 1'Evèque; eigenlijk een wonderlijke prestatie van de militaire verkeerspolitie, die de colonnes 24 uur lang aan het rollen heeft gehouden, om de brug over de Touques niet te blokkeren. De verkenningsafdeling, die al om zes uur vanmorgen compleet was, kreeg direct orders om patrouilles uit te zenden naar de bosrijke streek tussen St.Bénoit-d'Hebertot en Beuzeville, omdat onze nieuwe chef vermoedt, dat de Moffen zich reeds achter laatstgenoemde stad, d.i. ongeveer 8 km. van onze huidige opstelling af teruggetrokken hebben. Dit bleef onze enige activiteit, maar het was voor de verkenningsafdeling, die vandaag voor het eerst na de dysenterieperiode „echt meedoet" een grote voldoening, de C.-5th Parachute Brigade zulke waardevolle inlichtingen over de bewegingen der Moffen te kunnen verschaffen. Om acht uur vanavond kregen we opdracht om orders te komen halen voor morgen. Grote opwinding ontstond bij de bestudering van deze orders. Het plan voor morgen is namelijk om 'met een colonne van pantser en infanterie in één aanval de rivier de Risle, de laatste hindernis vóór de Seine, te bereiken. Of we daarbij de stad Pont Audemer tevens kunnen veroveren, zal te bezien staan. We maken ons dus op dit ogenblik gereed om onze boomgaard te ongeveer vijf uur morgenochtend te verlaten; we bestuderen de kaarten, leggen de codes klaar, geven de wapens nog gauw een extra beurt en kruipen zo vroeg mogelijk onder het tentzeiltje om morgen fris te zijn.

Pont Audemer.
26 aug. 1944, 14.00 uur. -- De slag is al afgelopen het plan is gelukt! Eigenaardig hoe snel een betrekkelijk belangrijke operatie voorbij kan zijn. Deze liep trouwens als een uurwerk. Om vijf uur vertrok de Brigade van het kampement om zich bij de colonne van de 5th Parachute Brigade te voegen in St.Bénoit-d'Hebertot en om 6.15 uur; startte de gecombineerde stoet van tanks en infanterie met alle steunende wapens en voorzien van een verkenningsorgaan, op weg naar Beuzeville; onze infanterie was in groepen van vier tot acht man op de tanks geladen en bevond zich aan het hoofd van de colonne, vlak achter de „Recce". Na het eerste deel van de tocht, eigenlijk na de bezetting van de stad Beuzeville groeide de spanning bij de minuut.
Wat waren de Moffen van plan? Werden we in een val gelokt? Maar nee, voorlopig ging alles nog goed; de 12 km. verder gelegen plaats Toutainville werd na een onbetekenende schermutseling genomen. Nu zou, dat wisten we, het hachelijkste stuk komen.
We bevonden ons nog vijf km. van Pont Audemer, maar we hadden de Risle bereikt en waren volslagen zichtbaar van de andere oever; ieder moment kon er een genadeloze artillerieconcentratie boven ons losbarsten. De brigadier vermoedde echter, dat de Moffen te zeer verrast waren door onze snelle opmars en gaf opdracht dit voordeel zoveel mogelijk uit te buiten. Full speed naar Pont Audemer!
Hij bleek gelijk te hebben: we rukten om half negen onder sporadisch vuur de stad binnen, terwijl de Moffen als hazen er vandoor gingen naar de heuvelrug aan de overzijde van de rivier.
Om negen uur was de stad volledig bezet; de burgerbevolking die zich juist op straat begon te begeven, was uitgelaten van vreugde en kwam met de heerlijkste lekkernijen aandragen, om onze soldaten te onthalen. Maar er was nog werk te doen.
Onverwijld moesten we verdedigende stellingen om de stad innemen, voor het geval van een tegenaanval. Binnen een uur waren we ingegraven in de heuvelrug ten zuiden van de stad, vanwaar we de Duitsers oever goed in het oog konden houden. Spoedig bleek dit zeer voordelig te zijn, want de Moffen, verontwaardigd over onze snelle vorderingen, deden voortdurend hun best ons het leven zuur te maken. Zij legden mortiervuur op wegen en straten in een poging om onze voertuigen te vernielen. Hoewel we hierbij een aantal gewonden moesten afvoeren en enig materieel verloren, kon dit onze goede stemming niet beïnvloeden. Voor het eerst had de Brigade het spits afgebeten bij het veroveren van een belangrijke stad; de operatie was gelukt en de patiënt bovendien springlevend.

Tonnetruit 26 aug. 1944
20.00 uur. — We hebben Pont Audemer alweer verlaten en zijn nu terecht gekomen in een z.g. „Rest Area", omdat de laatste taak van onze Divisie is volbracht. Nadat we nl. met enkele welgerichte schoten van onze steunende wapens de vooruitgeschoven stellingen van de Moffen aan de overzijde van de Risle buiten gevecht hadden gesteld, bleek, dat we in onzen onstuimige aanval op de stad enigszins buiten ons boekje waren gegaan — we waren in den sector van de divisie op onze rechterflank terecht gekomen.
We werden dus beleefd doch dringend verzocht onze biezen te pakken en plaats te maken voor de „IJsberen"; zo gingen we om zes, uur weer op de terugweg mét het vooruitzicht enige dagen rust te zullen genieten in een Normandische appelboomgaard. Bovendien zullen we binnenkort wel naar een andere divisie worden overgeplaatst, want ,,6th Airborne'' gaat — zo luidt althans het gerucht — eindelijk naar huis; ik zeg opzettelijk eindelijk, omdat het natuurlijk wat ongewoon is deze parachutisten, specialisten bij  uitnemendheid bijna drie maanden in de eerste lijn te laten vechten. Om zeven uur hadden we bij het plaatsje Tonnetruit enkele aantrekkelijke boomgaarden gekozen als rustverblijf; nog terwijl we bezig waren met „afhangen", arriveerde brigadier Poet, de officier, die de leiding had gehad van de opmars naar Pont Audemer, om het personeel van de Koninklijke Nederlandse Brigade „Prinses Irene" zijn welgemeende dank te betuigen voor het succesvolle optreden. Hij maakte in zijn ééntje een ronde langs de kampementen en knoopte met talloze mannen een praatje aan, ongeacht rang of tenue.
Vanavond gaan we vroeg naar bed om de verzuimde nachtrust van de laatste dagen weer in te halen.

27 aug. 1944.
22.00 uur. -- De rust van vandaag was een ongekende weelde; de gehele dag stralende zonneschijn, opgewekte gezichten, soldaten in gymnastiekbroek en -schoenen genietende van de goede kant van het leven te velde: een ideale rustdag. Onnodig te zeggen, dat enkele uren werden besteed aan onderhoud van wagens, wapens, munitie, radiotoestellen, e.d. waarvan in de toekomst nog zoveel levens zullen afhangen, maar toch kreeg leder zijn deel van deze weldadige geestelijke en lichamelijke ontspanning.
Al in de morgen vernamen we officieel, dat we met ingang van 28 Augustus onder de 49ste divisie komen te staan, de IJsberen, die momenteel hard op weg zijn naar de Seine; en in de middag meldde zich de tweede, gevechtsgroep terug uit Quistreham, waar zij tot op heden belast was geweest met de verdediging van de havenwerken.

Tenslotte beleefden we vanavond de eerste zitting van de krijgsraad te velde, gehouden in een zit-slaapkamer van de boerderij in onze boomgaard. De details van deze zitting doen eigenlijk weinig ter zake, maar het typische karakter van zijn eerste optreden in deze wonderlijke omgeving, bij het invallen van de duisternis, trok vele belangstellenden.

28 aug. 1944.
15.00 uur. — Vandaag zijn we dus van divisie verwisseld; dit bracht uiteraard met zich mee, dat een groot aantal officiële bezoeken moest worden afgelegd: allereerst aan ,,6th Airbome" om afscheid te nemen van de oude vrienden, die ons in de eerste drie weken op de hartelijkste wijze in hun eigen kring hadden ontvangen en daarna aan „49 Division" om kennis te maken met onze nieuwe chef en zijn staf en om inzicht te krijgen in de samenstelling van deze divisie.
Dit alles is nu voorbij; onze nieuwe divisiecommandant heeft ons medegedeeld dat we vandaag verwachten hebben, maar dat hij één van onze verbindingsofficieren permanent op zijn hoofdkwartier wil hebben voor spoedeisende gevallen. Tot morgen althans verwachten we nog van deze heerlijke rust te genieten.

Colletot, 29 aug. 1944.
15.00. uur. — Op het hoofdkwartier van „49 Division" blijkt men al even weinig verschil te maken tussen dag en nacht als op dat van ,,6th Airborne"; om vier uur vanmorgen stuurde de divisiestaf onze verbindingsofficier naar ons toe, met de orders, de brigade om twaalf uur te verplaatsen naar een plekje ten noorden van Corneville — dus over de Risle — en aldaar te concentreren en gereed te houden voor eventuele actie.
Vandaar dat we ons thans —weer in een appelboomgaard, hoe kan het anders in dit land?— genesteld  hebben in Colletot, vanwaar we direct in beweging kunnen gaan naar de Seine; belangrijke gevechten lijken ons hier echter niet te wachten te staan, want de Moffen haasten zich om — zelfs met achterlating van al hun materieel — de rivier over te steken.

Colletot, 29 augustus 1944.
20.00 uur.-- Hoewel wij in het algemeen van "de papieren oorlog" enorm afkerig zijn — wij hebben er immers jaren onder geleden — ontvingen we zo juist op het hoofdkwartier twee briefjes, die met zorg bewaard en met liefde behandeld zullen worden. Zowel Majoor-General GALE, commandant van de 6th Airborne Division, als Brigadier N. POET, commandant van de 5th Parachute Brigade, zonden een eigenhandig geschreven briefje aan onze brigadecommandant en al zijn mannen, om uitdrukking te geven aan hun dankbaarheid en waardering voor het gepresteerde werk van de laatste weken.
De Generaal schreef o.a.: ,,It will always be my great pride that the Royal Dutch Contingent first fought In this great battle tor U-
beration under my command. Your men have fought splendidly throughout this time, culminating in your sptenidi.d dasü tor
Pont Audemer. It has been an honour to have fought beside you. May God speed you in your advance to your great country".
Vertaling: Het zal steeds mijn grootste trots zijn, dat de Kon. Ned. Brigade in deze grote strijd voor de vrijheid het eerst onder mijn bevel vocht. Uw mannen hebben voortdurend uitstekend gestreden, met als hoogtepunt de prachtige stoot naar Pont Audemer. Het was een eer aan Uw zijde te vechten. Moge God Uw opmars naar uw groot land bespoedigen.
De brigadier (onze chef bij Pont Audemer) merkte op: „Thank you so much for the fine work you and your  brigade did during our rapld advance on
Audemer. The fine spirit and bearing  of your men was most impressive and I feit it a great honour to have you with us."
Vertaling:
Wij zijn u dankbaar voor het mooie werk dat u en uw Brigade deden bij de snellen opmars naar Audemer. De goede geest en het gedrag van Uw mannen waren zeer indrukwekkend en ik voelde het als een grote eer u bij ons te hebben.
Niet alleen de zeer vriendelijke woorden, maar vooral het feit. dat beide Commandanten de moeite hadden genomen, deze brieven eigenhandig te pennen schonk, ons voldoening en vervulde ons bovendien van een zekere trots, omdat in ons .Nederlanders immers niet alleen de soldaat gezien wordt, maar tevens de vertegenwoordiger van een kleine bondgenoot.

30 augustus '44, 24.00 uur.
De opdracht, die vandaag aan de brigade werd gegeven, betrof slechts enkele van onze mannen, doch is zeker 't vermelden waard. Dat het grootste deel van de brigade hier in Colletot niet veel te doen zou krijgen, stond eigenlijk vanmorgen om negen uur al vast, toen nl. het bericht binnenkwam, dat de gehele zuidelijke oever van de Seine in onze sector gezuiverd was van de Moffen. Maar onze nieuwe Engelse chef wilde terstond graag weten, hoe de toestand aan de overzijde van de Seine was, zulks met het oog op de aanval op Le Havre. Hij wendde zich dus tot ons, met het verzoek om een patrouille van behoorlijk Frans sprekende militairen de rivier over te zenden, om contact op te nemen met de burgerbevolking en om zoveel mogelijk inlichtingen over de vijand te verzamelen. In ons internationaal milieu waren geschikte vrijwilligers voor dit baantje gauw gevonden en om half vijf vanmiddag precies staken zij  bij Vieux Port de Seine over. Een peloton infanterie organiseerde aan de overzijde de ,,firm  base", de basis waarop, patrouilles in geval van nood  terug kunnen vallen, en daarna, trokken onze "agenten" het vijandelijk gebied in. Wij wachtten met spanning in Port-Vieux op het resultaat van deze tocht; eerst om elf uur zagen we van de overzijde het teken geven, dat de patrouille terug was en weer opgehaald kon worden. Tot onze verbazing was de sterkte toegenomen met vijf: een groepje groezelige Moffen was gevangen  genomen en verdween meteen naar de krijgsgevangenenkooi.
Hier volgt een uittreksel uit het patrouillerapport: „We gingen te voet naar Le Chapitre, waar Fransen ons fietsen leenden en vertelden, dat een troep Duitsers met wapens en uitrusting naar het noorden trok van Petitville. De Maquis alhier dat dit troepje zich in Gravechon bevond. We zagen kans ze in een boerderij te omsingelen en na twee schoten in de lucht gaven ze zich over.
De Maquis wees erop, dat 30 a 40 Moffen met handvuurwapens zich verschanst hadden in het Forêt de Canteleu, doch dat de hoofdmacht deze streek verlaten had en vertrokken was naar Yvetot, na een hevige geallieerde artilleriebeschieting. Het moreel van deze troep zou laag zijn, hun bewapening zwak.
Al onze inlichtingen werden aan de divisie doorgegeven en terstond werd besloten, morgen weer een patrouille, nu met meer verstrekkende opdrachten, uit te zenden.

En nog een anonieme:

Hier en daar vonden nog schermutselingen plaats met de achterhoede van de Duitse troepen, zoals bij Pont Audemer. Soms moesten er wat sluipschutters onschadelijk gemaakt worden, een moeilijk karwei.  Maar verder zon, juichende mensen, bloemen op de wagens, bewonderende meisjesogen. De enige ergernis werd soms het voortduren van de opmars. De ogen van al die betoverende Franse schonen, bewonderend kijkend of niet, werden naar onze mening al te snel verleden tijd.  Deze korte ontmoetingen hadden één voordeel. Ze waren al te kort om weemoed in ons achter te laten. Aankomst en vertrek, kennismaking en afscheid, weer verder trekken, weer een nieuw meisje, een andere streek, een ander dorp. De boeiende aaneenschakeling van korte momenten maakte ons oneindig weemoedig. Lag het aan de oorlog, aan onze leeftijd. Waarschijnlijk aan beide.

We leefden nog intens in Dovercourt, als we alweer in Kings Lynn gelegerd waren. Onze gedachten vertoefden nog bij June, Joyce, Jane en Jean, als we al in Arromanches waren aangekomen. Het korte oponthoud in Pont Audemer met al zijn kleur en beweeglijkheid was nog in onze geest aanwezig, als we opnieuw over de wegen  richting Rouaan tegemoet gingen. En je kon lopen zoals je wilde, als je het maar niet al te bont maakte.  Wat voor verschil maakte het uit ? Of je nu sneuvelde met al de knopen van je battledress los, zonder stropdas en met ongepoetste laarzen of keurig, model! Als je maar een helm op had. Dan kon de sergeant later aan je groeve tenminste niet zeggen: „Hij was een goed kameraad, maar nalatig. Als hij zijn helm gedragen had, was hij nu nog in het land der levenden. Laat dit een les voor jullie zijn! Hij ruste in vrede."
Toen bekend werd, dat prins Bernhard zou komen, keerde het strakke kazerneleven voor een dag terug. Alles moest worden geborsteld, schoongemaakt, geolied, versteld. Alles moest model. Ontblote bovenlijven, gebruind of niet, taboe! Er moest weer als vanouds getranspireerd worden in dikke uniformen, berekend op Engelse winters, volle bepakking bij de hand.  

De Prins liet echter lang op zich wachten. Geleidelijk gingen er weer enkele kledingstukken uit. Langzamerhand verslapte de tucht onder invloed van de tropische hitte. En toen prins Bernhard uiteindelijk kwam, volkomen onverwachts, liepen we weer allemaal rond met alleen onze kleine, verschoten kakibroekjes aan. De Prins, hoewel zelf model gekleed, schonk er niet de minste aandacht aan. Ik zag en hoorde hem vriendelijk, praten met een soldaat, die er niet direct op z'n voordeligst uit zag, de baret achter op z'n hoofd geplakt, een korte broek, die slecht paste. Ik bleef bescheiden op enige afstand. Of liever verlegen. Ik was als de dood zo bang, dat hij me zou aanspreken.
 
  
Terug naar de inhoud