Onbekend krantenartikel
Normandië
Het laatste
optreden van de Brigade Prinses Irene in Normandië
Op 24 augustus
1944 stromen de Britse troepen door de diepe bressen in de Duitse
verdedigingslinie rond CAEN naar het noorden. Twee maanden felle strijd hebben
geleid tot een totale vernietiging van het puikje van Hitlers troepen. De jacht
op de schamele geslagen resten van het vijftiende Duitse leger wordt nu met
meedogenloze vaart voortgezet. Ten noorden van CAEN, of juister gezegd van de
puinhopen die eens de hoofdstad van Normandië vormden, staan de Engelsen gereed
voor de opmars.
Ook de brigade
„Prinses Irene", die nog altijd onder de bevelen staat van de Britse zesde
luchtlandingsdivisie, komt opnieuw in actie. Zij treedt echter niet in haar
geheel op, als één enkel onderdeel. De artillerie is sedert geruime tijd onder
de bevelen van een van de luchtlandingregimenten gesteld en zal ook nu dit
regiment, dat precies langs de kust optrekt, blijven steunen. Meer landinwaarts,
langs de route Caen—Dozulé—Pont-Audemer bevindt zich de hoofdmacht, waartoe de
rest van de brigade behoort.
De artillerie
komt tijdens de opmars het eerst in actie en verovert zelfs de wereldbekende
badplaats Deauville, waar de grootste van deze aarde de zomer doorbrengen. En
al is het een verre van modeloperatie geweest, toch kan al het water der zee
niet afwassen, dat de artillerie de eer van de bevrijding toekomt.
Eenzame wegen
Bij het
ochtendgloren van 24 augustus raast een verkenningsgroep van de artillerie
over de geïmproviseerde brug van Troarn naar het noorden op zoek naar een nieuw
stellingterrein. De oorlog gaat intussen snel en van de Duitsers is geen spoor
meer te vinden. Na een nieuwe opdracht stuift de brengun carrier, genaamd „O,
Zo", waarin de verkenningsgroep zich verplaatst, langs de eenzame wegen verder
naar het noorden. De inzittenden voelen zich na een
poosje al minder behaaglijk, omdat de gebruikelijke calvados, cider en bloemen,
die het meest typerend zijn voor een opmars, ontbreken. Maar in de buitenwijken
van Deauville wacht hun een warm welkom. Burgers stromen uit de huizen, klampen
zich als vliegen aan de carrier en bedelven tenslotte de inzittenden onder een
lawine van bloemen en fruit. Na de gebruikelijke flux de bouche en flux de
calvados dringt het langzaam tot hen door dat er nog geen geallieerde troepen in
Deauville zijn, behalve dan enkele Franse verzetstrijders.
De
bevrijdingsroes en de calvados schenken echter nieuwe moed. De strijders van het
verzet en de mannen van de ,,0, Zo" nemen het kloeke besluit de noordelijke
uitgangen van de stad over het riviertje in handen te nemen en daar eigen
troepen af te wachten.
Het blijkt een
meesterlijke zet te zijn, want alleen aan het riviertje kunnen de Duitsers de
geallieerde opmars nog ontzagwekkend hinderen. Twee uur later, als de eerste
parachutisten het stadje binnenrennen, staan de Duitse granaten rond het Casino
in. Deauville bluft ondanks de vijandelijke tegenaanval in eigen handen.
26 augustus
komt ook de rest van de brigade in het woelige oorlogsgeweld. Door de nevelige
ochtendschemering rukken de mannen van de zesde luchtlandingsdivisie op in de
richting van Dozulé. In de strakke blauwe lucht trillen reeds de eerste stralen
van de opkomende zon. Hoog boven ons ronken de vertrouwen inboezemende Engelse
jagers, op zoek naar hun prooi. Het belooft een gemakkelijke dag te worden.
Plotseling maken de jagers rechtsomkeert, verbreken de formatie en storten zich
met hun vuurspuwende mitrailleurs op de colonne. In minder dan geen tijd ligt
iedereen in de sloot. Als de vliegtuigen verdwenen zijn, schudden we het stof
van onze kleren en
de opmars gaat
verder. De oorlogsroulette draait door en geeft ons nog een kans....
Calvados of cider
In een dorp
langs de opmarsweg laait de bevrijdingsgeestdrift op. De bewoners hebben een
bevrijdingsdronk gereed staan. Aan de ene kant van de weg, achter een tafel
met gevulde glazen calvados, staat de aalmoezenier als opperschenker; zijn
confrère, de „dominee", heeft aan de andere kant van de weg zijn stellingen
betrokken en schenkt cider. De samengestroomde dorpsbewoners staan klaar om
vanachter de tafel iedereen veel geluk toe te wensen. De opmarcherende troepen
splitsen zich voor de tafels in een Calvados- en een Cide-kant, ledigen in één teug de
gevulde beker en gaan verder.
Verderop in
Dozulé is van feestvieren echter geen sprake. De Duitsers hebben voor hun
aftocht de brug in het stadje opgeblazen en daarna de huizen rond de brug in
brand gestoken. Dit veroorzaakt inderdaad een ernstige vertraging in de
opmars. In der haast is een voetbrug geslagen, maar deze voetbrug is te klein
en te zwak voor de auto's en de gepantserde voertuigen, zodat deze
achterblijven.
Ook de
artillerie en de zware wapens kunnen voorlopig niet verder. Daarom is, het de
Duitsers begonnen. Langs de opmarsweg
hebben zij een stelling bezet, welke juist buiten het bereik ligt van de
wapenen, welke in Dozulé achterblijven. Daardoor hebben de parachutisten, die de
stelling aanvallen een ongelooflijk zware taak. Een regiment is oost van de
opmarsweg tot staan gebracht en een bataljon kan west van de weg slechts met
grote moeite een Duitse tegenaanval afslaan. In deze benauwde situatie komt de
brigade „Prinses Irene" als een reddende engel en in bliksemtempo komt het bevel
tot de aanval op een klein dorp, juist langs de opmarsweg.
Ongelukkig
genoeg is het reeds schemerdonker, wanneer het bericht komt en van het dorp is
slechts de vage omtrek van het kerktoren! j e te zien. Daarbij zijn de
verkenningen allerminst gelukkig. De brigadecommandant struikelt eerst over een
paar gesneuvelde Duitsers en loopt tenslotte in een mijnenveldje. Ondanks de inspanningen is
en blijft het dorp onzichtbaar en de tijd dringt, want de Engelse parachutisten
hebben hef zwaar te verduren.
Verwarring
Na een
venijnige kanonnade van de Engelse artillerie verdwijnen de schimmen van
de aanvallende troepen als spoken in het
duister. Dat is ook het laatste wat schrijver dezes deze nacht van aanval
ziet of hoort. Eerst verdwijnt een radioman
met een zware plot in een modderput en als hij zich naar boven hijst, is de
antenne zoek en de radio werkt niet meer. De verwarring wordt nog groter als een
salvo mortiergranaten, dat toevallig bij de commandogroep valt, het personeel
verder uiteendrijft. Ondertussen zoeken wij in het donker nog naar onze voorste
troepen, maar het blijkt tevergeefs.
Bij het
aanbreken van de dag zit iedereen merkwaardig genoeg op zijn aanvalsdoel.

De stad
Pont-Audemer is het sleutelpunt in de kuststrook, want in de stad. ligt de enige
brug waarover voor de Duitsers een ontsnappingsweg naar het noorden leidt. Wie
deze brug in handen heeft, beheerst de kuststrook. Er is echter nóg een grote
„maar". Pont-Audemer ligt in het vak van de 49e Div. en de zesde
luchtlandingsdivisie heeft met de stad geen zaken.
De 49e Div. is
echter langzaam en in de vroege ochtend van 27 augustus nog slechts zuid van
Dozulé. Door deze toevallige omstandigheid ziet generaal Gale, de commandant
van de zesde luchtlandingsdivisie, zijn kans schoon een huzarenstukje tegen
Pont-Audemer op touw te zetten.
De brigade
„Prinses Irene" krijgt plotseling opdracht de stad te veroveren. Hoe de
generaal zich dat voorstelt, is glashelder, als hij opdracht geeft: „You must
get there as quick as lightning", zo snel als de
bliksem. De brigadecommandant krijgt een eskadron tanks ter beschikking en
wijst de Ie gevechtsgroep aan voor het uitvoeren van deze manoeuvre.
Laten we eerst
nu een oog werpen op het terrein in het operatiegebied. Het terrein in- dit
deel van Normandië is vrij hoog; vlak en dus zeer gunstig voor het snelle
optreden van tanks. De lange rechte weg van Pont L'Eveque naar Pont- Audemer is
breed en open, waarbij het laatste stuk bij Pont-Audemer vrij steil naar het
dal van de Risle daalt. De stad zelf ligt in het dal, waarvan de noordelijke
heuvelrug de omgeving beheerst.
Op de tanks
Na een kort
overleg' met de eskadronscommandant besluit de commandant Ie gevechtsgroep zijn
Irene-mannen op de tanks te
zetten, met de grootst mogelijke snelheid tot buiten Pont-Audemer op te rukken
en daarna dwars door het terrein de stad binnen te dringen.
Rond 6 uur
stuiven de eerste tanks voorwaarts. Als trossen druiven puilen de Nederlandse
militairen op de tanks naar alle kanten uit en vormen een gemakkelijke prooi
voor vijandelijke mitrailleurs. Iedereen kent echter het gevaar. Zo nu en dan
komen burgers verschrikt naar buiten rennen. Even kijken ze nog met wantrouwende
blik naar de voorbijstuivende tanks. Langzaam dringt het tot hen door, dat de
zwaaiende soldaten op de stalen gevaarten de bevrijding betekenen. Er is geen
tijd voor calvados of bloemen. Zo nu en dan stoppen we even om te vragen of er
iets van de Duitsers bekend is. Want inlichtingen zijn van onschatbare waarde.
Intussen razen
de tanks tot in de buitenwijken van Pont-Audemer. Op de brede weg, welke naar de
stad beneden leidt, doemt de dreigende heuvelrug aan de andere zijde van het dal
voor ons op. Als de Duitsers schieten zijn de mannen op de tanks even weerloos
als een schietschijf in een kermistent. De tankbemanningen overzien gelukkig de
situatie in een oogwenk. Eén voor één zwaaien de stalen monsters het terrein in.
Door korenvelden, heggen, groentetuinen, van dekking tot dekking, ploegen ze het
stadje binnen. Voor we kans krijgen de brug te bereiken, vliegt deze met een
doffe knal de lucht in. Het staat daarmee tevens vast, dat de Duitsers zich in
de hoge rand aan de andere zijde van het dal genesteld hebben. Eerst bezetten we
het hoge terrein aan eigen zijde van het dal om betere
waarneming en schootsvelden te verzekeren.
De Duitsers
zijn nu kennelijk van de verrassing bekomen. Hun artillerie en mortieren openen
plotseling het vuur. Zoals gewoonlijk zijn deze eerste onverwachte salvo's, die
in het stadje belanden, raak. Ze kunnen echter kennelijk niet het hoge terrein
aan onze zijde halen. Zo nu en dan komen hier salvo's tot halverwege de helling,
om dan weer terug te gaan, het dal in. Waarschijnlijk hebben ze zich misrekend
en gedacht, dat wij in het dal zouden blijven.

Geen kaarten meer.....
Intussen valt
het eerste nieuws van de verovering van Pont-Audemer aan dovemansoren. We
krijgen het laconieke bericht dat we op de stafkaart moeten controleren, waar we
zijn. Maar de brigadestaf is er ditmaal volkomen naast.
In de eerste
plaats hebben we geen kaarten meer waar Pont-Audemer op staat. De opmars
verloopt de laatste dagen zo snel, dat de arme kaartensecties van het leger
volkomen de kluts kwijt zijn. Wij zijn dus zonder kaarten opgerukt. We hebben
ons voor inlichtingen ingesteld op de Franse bevolking en deze inlichtingen zijn
correct.
Trouwens, een
Franse schone, die zich veel moeite had getroost de Nederlandse commandant
persoonlijk te omhelzen, doet dit onder het voorbehoud van: „Pour la libération
de Pont Audemer!" Terecht seinen we dan ook even later aan de brigadecommandant,
dat we uit zeer betrouwbare bronnen weten, dat Pont Audemer door ons veroverd
is.
Met de val van
Pont-Audemer sluit de tang, welke de terugtocht voor de troepen langs de kust
verder onmogelijk maakt. En daarmee is de oorlog weer een stapje dichter tot
zijn oplossing gebracht.

De
Irene-brigade in opmars door België.
(Foto's: Rijksinstituut Oorlogsdoc.)
Ps. (onbekend krantenknipsel)