2025 - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

2025

Laatste nieuws

MEI

In Memoriam: Max Wolff (1926–2025)
 
De naar alle waarschijnlijkheid laatste overlevende veteraan, die zich sterk verbonden voelde met de Prinses Irene Brigade – Een leven van moed, verlies en onverzettelijkheid

Tekst: Richard van de Velde
 
Op 12 mei 2025 overleed Max Wolff op de respectabele leeftijd van 99 jaar. Zijn overlijden markeert niet alleen het einde van een persoonlijk leven vol ontberingen en heldendom, maar ook het sluiten van een belangrijk hoofdstuk in de Nederlandse militaire geschiedenis. Max Wolff was niet zomaar een soldaat; hij was een man wiens bestaan werd gevormd door de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog, het verlies van vrijwel zijn hele familie in de Holocaust, en een onwankelbare vastberadenheid om te vechten voor een bevrijd Nederland.

Een onbezorgde jeugd
Max werd op 18 januari 1926 geboren in Arnhem als jongste kind in een welgesteld Joods gezin. Hij groeide op aan de Sweerts de Landasstraat met zijn ouders Bernard Wolff en Rosalia Israëls, en zijn zussen Elly en Kitty. Zijn vader handelde in vee en vlees en was een prominent lid van de toen nog 2000 zielen tellende Joodse gemeenschap in Arnhem.
Tot de Duitse bezetting kende het gezin een comfortabel leven. Dat veranderde drastisch na de Duitse bezetting van mei 1940 en anti-Joodse maatregelen hun bewegingsvrijheid steeds verder inperkten.
 
Vlucht en verlies
In augustus 1942 probeerde de familie via België naar Zwitserland te ontkomen. Terwijl Max en zijn ouders via Brussel vluchtten, namen zijn zussen Elly en Kitty met zwager Sieg een andere route. Helaas werden zij gearresteerd en via Frankrijk gedeporteerd naar Auschwitz, waar ze in november 1942 werden vermoord. Binnen enkele jaren verloor Max in totaal 286 familieleden in de Holocaust. Zijn leven werd getekend door dit immense verlies, maar ook door zijn vastberadenheid om te overleven en tegen het naziregime te vechten.
 
Oorlogsvrijwilliger bij de geallieerden
Max in Brussel, augustus 1944 (Bron foto: M. Wolff)

In juni 1944 besloot Max dat hij niet langer wilde schuilen. "Ik wilde vechten," zei hij later. Tegen de wens van zijn ouders bereikte hij met hulp van het verzet en via een gevaarlijke route Normandië, waar hij zich meldde bij de Expeditionaire Macht. Na een korte screening had hij contact met de Prinses Irene Brigade, maar vanwege zijn talenkennis (hij sprak vloeiend Nederlands, Frans, Duits en Engels) werd hij ingedeeld en als tolk gedetacheerd bij Britse eenheden. Max werd eerst geplaatst bij het 106th Transportation Stores Depot en het 954th Pioneer Corps van de Royal Engineers. Vervolgens diende hij vanaf november 1944 bij het 627th Royal Artillery Regiment. Tijdens zijn dienst in Heusden werd hij enkele dagen na de tragische ‘Stadhuisramp’ van 5 november ingezet bij het bergen van 134 slachtoffers, die waren omgekomen toen de Duitsers het stadhuis opbliezen. Een traumatische ervaring die hij zijn hele leven diepe sporen naliet.
 
Zware gevechten en bevrijding
Tijdens het Ardennenoffensief in december 1944 werd zijn eenheid naar de frontlinie gestuurd. Het constante gebulder van de artillerie leverde hem blijvend gehoorschade op. Begin 1945 was hij actief bij Operatie Veritable, waarbij hij met de 69th Canadian General Transport Company goederen vervoerde richting het front in het Reichswald.
Eén van de meest aangrijpende momenten was zijn aankomst in het pas bevrijde Bergen-Belsen in april 1945, waar hij met zijn eenheid medische hulpgoederen moet brengen. De verschrikkingen die hij daar aantrof, zouden hem zijn leven lang achtervolgen.
 
Naoorlogse dienst
Na de bevrijding keerde Max terug naar Arnhem, waar hij met de 37th Grave Concentration and Identification Unit betrokken was bij het bergen en herbegraven van gesneuvelde geallieerde militairen, onder meer op de oorlogsbegraafplaats in Oosterbeek. Het was noodzakelijk werk, zei hij later, maar ook zwaar en emotioneel belastend.
Tot zijn verbijstering kreeg hij in 1946 - na ruim vier jaar geallieerde dienst - alsnog een oproep voor de Nederlandse dienstplicht. Pas na tussenkomst van zijn ouders werd hij vrijgesteld van uitzending naar Nederlands-Indië. In december 1948 verliet hij definitief het leger.
 
Een leven in dienst van herinnering
Max en zijn echtgenote tijdens een herdenking op 4 mei 2018 in Loenen.

Na de oorlog bouwde Max een nieuw leven op, maar de oorlog liet hem nooit los. Hij verloor vrijwel zijn hele familie, zijn thuis, zijn jeugd. Toch vond hij de kracht om zijn ervaringen te delen — niet om de aandacht, maar om te herinneren en te waarschuwen. In de jaren negentig van de vorige eeuw kreeg hij contact met de toenmalige voorzitter van de oud-strijders van de KNBPI. Die zorgde ervoor dat Max kon toetreden bij deze vereniging. Tot op hoge leeftijd was hij erg actief en bezocht hij herdenkingen, sprak op scholen en bleef hij vertellen over wat vrijheid betekent. Zijn motto, ontleend aan familiegeschiedenis - "Al hetgeen ik bezit draag ik bij me" - symboliseerde zowel zijn verlies als zijn veerkracht
 
(Bron foto: M. Wolff)

Op 14 juli 2015 ontving Max uit handen van de Franse ambassadeur in Den Haag de prestigieuze Légion d’Honneur. Zijn naam is vorig jaar ook toegevoegd op de British Normandy Memorial Wall in Portsmouth. “Dat mijn naam daartussen staat, is heel bijzonder en ik ben daar erg trots op,” zei Max daarover.

Met zijn dood verliezen we niet alleen een betrokken veteraan, maar een ooggetuige, een verteller, een geweten. Zijn verhaal leeft voort — als waarschuwing, als eerbetoon, en als inspiratie.

 
Rust zacht, Max. Nederland is je dankbaar.
Terug naar de inhoud