Tijdvak 1941-1944 - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

Tijdvak 1941-1944

Wolverhampton > Wrottesley Park
Wrottesley Park nabij Wolverhampton

Op last van de regering waren in september 1940 al plannen gemaakt voor de bouw van een permanente kazerne. De brand in Ranton Abbey had het ministerie van  Defensie in Londen overtuigd dat haast moest worden gemaakt. De keuze viel op Wrottesley Park, 8 km ten westen van Wolverhampton (Staffordshire), aan de Tettenhall Road gelegen. De Nederlander Henri Wijnmalen, die na een carrière als piloot in eigen land en rijinstructeur in Frankrijk, aannemer was geworden in Twyford, mocht voor Nederlandse rekening aanvangen met  de bouw van het kamp.      

1-hoofdkwartier
 
2-bewaking
 
3-officierskantine
 
4-onderofficierskantine
 
5-feestzaal
 
6-kantine
 
7-kwartiermeester
 
8-kerkgebouw
 
9-stenen gevangenisgebouwtje
 
10-postkamer

Bron kaartje: R. Swankhuizen

Het enige stenen gebouw: het 'Brigadebureau', alwaar de commandant zijn kantoor had.

De hoofdingang
           

                            Bewaking bij de hoofdingang                                               S. Jol voor het wachtlokaal


Het detachement kwartiermakers vertrok op 5 mei 1941 vanuit Congleton naar Wrottesley Park. Het werk bestond uit het aankleden van de gebouwen, dus het inbrengen van bedden, tafels, stoelen, kasten, bureaus en ander klein huisraad.  Het was zwaar werk en er werden lange dagen gemaakt, zelfs op zaterdagen moest er gewerkt worden.
Dit kamp werd op 22 mei 1941 door een eerste contingent Marechaussees uit Biddulph betrokken, eind juni waren alle eenheden van de Nederlandse Brigade er gelegerd.
Wolverhampton was toen een stad van 160.000 inwoners en een centrum van o.a. ijzerindustrie en machinefabrieken. Het kamp had een oppervlakte van 150 ha. en lag op het landgoed van Lord Wrottesley, nabij de Cranmore Lodge Farm. De Nederlanders in Engeland mochten de naam van dit kamp nooit noemen uit angst voor spionnen. De gelegerde militairen spraken van Wolverhampton en de lokale bevolking had het over The Dutch Camp at Cranmoor Lodge of naar de eigenaar York's farm.
De  ruim 100 nieuwe barakken, bureaus, eet-en wasgelegenheden, sporthallen (een unicum in die  tijd!), tennisbanen, theater en eetzalen waren een verademing. Elektriciteit en stromend water waren toen een luxe. In beginsel hadden de ontwerpers vergeten een gymnastieklokaal en ruimtes voor godsdienstoefeningen te bouwen, alsmede een exercitieterrein ontbrak. Deze blunders werden echter spoedig hersteld.

Klik hier voor een beeld in en rond de barakken

Klik hier voor informatie over sport in de brigade

Het kamp was in die tijd een van de duurste in Engeland. Doordat het park 8 km buiten de stad was gelegen, was het contact met de bevolking minder intensief dan in Congleton. Voor ontspanning in het kamp werd voldoende  gezorgd. Toch werd de achteruitgang (Perton Lane) van dit kamp vaak gebruikt door militairen die van het uitgaansleven in Bridgenorth (veel aantrekkelijke pubs!) gebruik wilden maken. Het lag nl. dichtbij een grote doorgaande weg.

'Een vrije avond naar de stad liet je wel  uit je hoofd. De bussen waren schaars, reden niet laat of waren overvol. Het  alternatief was anderhalf uur lopen....'

Contacten tussen de Nederlandse bewindslieden in Londen en hun gastheren verliepen heel moeizaam, vanwege de slechte beheersing van de Engelse taal. Eén van de Nederlandse ministers schreef bijvoorbeeld eens een bedankbriefje na een logeerpartij:' I enjoyed your wife very much!' Een ander vroeg aan aan een dierenliefhebber: 'Do you fock your dogs yourself?'



Koningin Wilhelmina en prins Bernhard waren intussen van overtuigd geraakt, dat de problemen in de Brigade daadwerkelijk werden aangepakt. Op 26 augustus 1941 verleende de koningin daarom bij Koninklijk Besluit nr. 1 toestemming aan de Koninklijke Nederlandsche Brigade om met ingang van  27 augustus de erenaam  'Prinses Irene' te dragen. Bovendien reikte zij in Wrottesley  Park persoonlijk het vaandel uit, waarbij zij de volgende rede uitsprak:



Inspectie van de troepen door Koningin Wilhelmina, 2e van  rechts Paul Hoogerwaard


Bezoek en uitreiking van het vaandel door Koningin Wilhelmina     

De Brigade paradeert voor koningin  Wilhelmina.  

In augustus 1941 werd de organisatie uitgebreid met nog een bataljon. Daarnaast zorgden de brigadetrein (bevoorrading), de verbandplaatsafdeling, de herstellingsafdeling en een sectie politietroepen voor de ondersteuning.

1 september 1941 werd de verjaardag van Koningin Wilhelmina uitgebreid gevierd. Op het programma stond o.m. een parade in Wolverhampton, een sportdag en een optreden van de cabaretgroep Tijl Uylenspieghel.

Een dag later werd het bevel over de Irene Brigade overgenomen door kolonel Van Voorst Evekink. Het voornemen een complete Brigade van 3000 tot 5000 man te vormen, is niet tot uitvoering kunnen komen, daar door al genoemde oorzaken nimmer voldoende personeel beschikbaar was. De sterkte bedroeg toen ongeveer 1600 man. De Brigade werd verzwakt door de uitzending van detachementen, de opleiding van speciale troepen en door het aanwijzen van personeel voor andere bestemmingen.

In september en november 1941 vertrokken ook nog twee detachementen naar Suriname en de Nederlandse Antillen van in totaal 248 man.

Toen in december 1941 de oorlog met Japan uitbrak kwam de taak van de Brigade ter discussie  te staan. Van Voorst Evekink wilde graag de hele Brigade naar Nederlands-Indië sturen. Zelfs de koningin en de regering steunde hem hierin. Binnen de Brigade bestond er weinig animo. Sommigen beriepen zich op de Nederlandse grondwet, waarin was bepaald dat militairen alleen op basis van vrijwilligheid naar overzeese gebiedsdelen konden worden gezonden.


Afscheid Indië-detachement bij het brigadebureau         

Pack all your troubles...'. to Indië   v.l.n.r. dhr. Goes, dhr. Blokland en dhr.  Scholz

Een detachement van vrijwilligers van ongeveer 150 man, inclusief de Brigadecommandant, ging op 7 januari 1942 dan toch naar het Verre Oosten. Deze laatste kon door de capitulatie van Nederlands-Indië op 8 maart 1942 niet meer worden ingezet en werd naar Ceylon gedirigeerd. In de maanden hierna ondernam het grootste gedeelte van de groep ('Korps Insulinde') geheime acties op het door de Japanners bezette Sumatra.
 
De Ruyter van Steveninck

Door het vertrek van bovengenoemde commandant ging het commando op 6 januari 1942 over op de luitenant-kolonel van de artillerie De Ruyter van Steveninck. Hij kreeg met een verdere leegloop van de Brigade te maken. Teneinde deze brigadecommandant zoveel mogelijk de gelegenheid te geven zijn oorlogstaak voor te bereiden, was in een landhuis "Dane's Court" in Tettenhall bij Wolverhampton, de Inspectie Nederlandse Troepen gevestigd, met generaal-majoor Noothoven van Goor als inspecteur. De bureaus van het ministerie in Londen konden daardoor klein worden gehouden. De regering daar gebruikte de Brigade in feite als een depot. Allerlei militaire onderdelen hadden personeel nodig. De luchtmacht had grondpersoneel nodig en de marine zat verlegen om kanonniers. Ook inlichtingenpersoneel was nodig. Een aantal van hen werd als 'spion' boven bezet Nederland gedropt en werd slachtoffer van het beruchte Engeland-Spiel.


Achnacarry  memorial, dat uitziet over de  terreinen waar destijds de Nederlandse commando's werden opgeleid    Rechts: commando's in opleiding

Op 22 januari 1942 werden van de Brigade acht officieren, zeventien onderofficieren, vier korporaals en negentien soldaten naar  het Commando Basic Training Centre te Achnacarry (Schotland) gestuurd om daar, als vrijwilliger, deel te nemen aan een Britse commando training. Uiteindelijk slaagden zo'n tachtig Irenemannen erin om bij de  commando's van No.2 Dutch Troop te worden ingedeeld.

Verder was er veel personeel nodig, het zgn. 'Detachement Maidenhead', ter  bewaking van de Koningin.  Zij verbleef meestal in Stubbings House bij Maidenhead, maar soms ook Chester Square 77 in Londen waar het secretariaat van koningin Wilhelmina was gevestigd. Ook moesten in Londen veel Nederlandse regeringsgebouwen bewaakt worden. Tevens leverde men personeel voor bureaufuncties in Londen. Dit waren vnl. militairen die ongeschikt waren voor gevechtsfuncties.

Klik hier voor een artikel over twee gesneuvelde bewakers van de koningin

Lees  hier  krantenberichten over Piet Bosch, ordonnance van koningin Wilhelmina en later chauffeur van Prins Bernhard


Opleiders op weg naar Canada

Ook werden in maart 1942 69 man aangewezen voor de opleiding tot kanonnier op de koopvaardijschepen en die daarna op de schepen werden geplaatst. Bovendien vertrokken er 40 man naar Stratford in Canada om daar de opleiding van nieuwe rekruten uit Noord-Amerika voor hun rekening te nemen. Ook volgden een aantal militairen de Britse parachutistenopleiding. Bovendien werd grondpersoneel aangewezen voor het 322 Spitfire Squadron.

Klik hier voor een namenlijst van kanonniers uit december 1942
Lees hier over kanonnier Arend van Beveren


Het mouwembleem van de para's

Tevens volgden een kleine groep militairen van de Brigade een Britse parachutistenopleiding. Voor sommige bijzondere opdrachten werden nl. parachutistenonderdelen van vreemde mogendheden opgeleid. Die droegen dan de naam' Special Air Forces' (S.A.S) en bestond uitsluitend uit vrijwilligers.
In maart 1942 vertrok de eerste groep van twintig Nederlandse vrijwilligers naar een Britse school, later volgden nog meer groepen.
Bij de reorganisatie van 1 januari 1943 werden zij ondergebracht in een speciale compagnie: de zgn. Noothoven van Goor compagnie, waarbij de opleiding werd voltooid. Bij wijze van herkenning droegen zij op hun rechtermouw een embleem met een oranje parachute.

Tenslotte kon een deel van de aanwezige militairen niet ingedeeld worden, omdat de geallieerde Auroriteiten oordeelden dat de frontsoldaten niet ouder mochten zijn dat 45 jaar.

Door deze oorzaken verminderde de sterkte van de Brigade tussen 1 september 1941 en 13 april 1942 met 48 officieren, 76 onderofficieren en 395 korporaals en soldaten. Waardoor de totale sterkte op 1205 man kwam, waarvan 900 geschikt voor gevechtsfuncties.

Op veel militairen had de niet inzetbaarheid van de Brigade als gevechtseenheid een deprimerende invloed. Dit was merkbaar, doordat sommige miltairen duidelijk sympathie koesterden voor het Rode Leger uit de Sovjet-Unie: op een nacht werd in een van de waslokalen zelfs een embleem van de hamer en de sikkel aangebracht, waaronder "Leve Rusland"en "Rusland zal overwinnen" stond geschreven.
Gefrustreerde gevoelens werkten ook anti-semitisme in de hand. Vreemd, daar 20% van de Irenemannen uit joden bestond, waaronder zich, net als bij niet-joden goede en minder goede personen bevonden. De zgn. 'lijntrekkers' wekten wrevel op. Dit leidde o.a. ertoe dat op een van de kamerdeuren de volgende tekst werd geschreven: "We vechten niet alleen tegen Hitler, maar ook tegen de joden." Ook spraken sommigen van  'kromneuzen of de afdeling krombaangeschut.' Diep ging die afkeer van de joden niet, want het gemeenschappelijk gevaar hief de tegenstellingen op.
Dat er ook in Wrottesley park in Wolverhampton soms ook  niet te vertrouwen elementen tussen de manschappen zaten, bleek wel uit het  volgende. Irene brigadist Van der Eem: „Tussen een van de Engelandvaarders zat een jongen die blijkbaar nogal beïnvloed was door de Duitsers. Met de Duitse pas liep hij door de slaapbarak en ook wel eens over het kamp, iets wat natuurlijk niet onopgemerkt voorbijging. Tot het moment dat de man de grote fout maakte  door in een barak waar een Joodse sergeant gelegerd was boven diens bed een geraamte te tekenen. Een paar dagen later werd hij toch maar naar het eiland Man afgevoerd".

'Deze voorvallen heeft geschiedschrijver Lou de Jong nu juist wel in deel 9 van zijn levenswerk aangehaald. Geen lovende woorden zijn daarin te vinden, alleen maar kritische kanttekeningen.'

Spanningen veroorzaakten ook de 40 legionairs uit het  Franse Vreemdelingenlegioen. Bij de werving zou hen beloofd zijn dat zij in  Engeland hun Nederlanderschap zouden terugkrijgen, waardoor zij dit gevreesde legioen de rug toekeerden. Dit gebeurde na veel aandringen in juli 1944. Het waren uitblinkers op militair gebied, maar zodra ze waren teruggekeerd van de oefeningen ontstonden er problemen en was er geen discipline meer te bespeuren: stropen, vechtpartijen e.d.


Pantserwageneskadron met tweede van links 'Mickey'


Leavepass van Daan van de Velde (met dank aan Olivia Hielkema)


Jhr. Beelaerts van Blokland (r) in gesprek met de Britse generaal Waterhouse

Kapitein Kist werd wegens overplaatsing naar Londen eervol  ontheven van zijn commando over het Pantserwageneskadron. Hij werd opgevolgd door Jhr. Beelaerts van Blokland. Hij was een enorm populaire officier en in de onderlinge gesprekken beter bekend als 'Mickey'. (naar de stripfiguur van Walt Disney)
 
Het was eigenlijk een vicieuze cirkel: doordat de Brigade als gevechtseenheid onbruikbaar was, kon zij niet ingezet worden en hierdoor werd zij steeds minder interessant voor de geallieerde troepen. Doordat de aanwas van nieuwe rekruten achterbleef bij de verwachtingen, stelde de regering de plannen tot  het vormen van een brigade van 3000 tot 5000 man bij. Beleidsmakers binnen de Brigade wilde kleinere eenheden, die werden ingelast in Britse onderdelen. De regering hield echter voet bij stuk: er zou dan immers geen herkenbare eenheid meer zijn tussen de geallieerde legers. Op 16 december deelde de minister van Oorlog aan de Brigade mee, dat men per 1 januari 1943, besloot tot een reorganisatie. De Brigade werd omgevormd tot een gemotoriseerde eenheid. Hierin werd ook personeel ingedeeld dat niet voor actieve dienst geschikt was. De brigade bestond nu uit:

  • De Brigadestaf, (met code 109) waartoe behoorde de verbindingsdienst ("Signals"), de medische dienst, hoofdkwartier en administratie, inlichtingendienst, geestelijke verzorging en politietroepen. Deze laatste droegen een simpele rode armband met M.P. (military police) erop. Ze kregen wel een eigen code: 119.
  

Bron foto:  Burton Sanders  (omcirkeld op bovenstaande foto)

  • Drie zelfstandige Compagnieën (gevechtsgroepen met de codes 110, 111 en 112), elk bestaande uit een sterk infanteriegedeelte en onderdelen met zgn. ondersteunende wapens zoals: mitrailleurs, mortieren, antitankgeschut en luchtdoelgeschut. Elke gevechtsunit (fighting-unit) was onafhankelijk en er werd een zogenaamd A- en B-echelon aan de units toegevoegd, dat tot taak kreeg herstel en onderhoudswerkzaamheden aan voertuigen te verzorgen. Tevens bevatte zo'n echelon dan de keuken, watervoorziening, wapenkamer, foerier en administratie. Hierdoor kon, door bezit van eigen hulpmiddelen en organisatie, de unit zelfstandig opereren.

 
  De B-echelon van gevechtsgroep III in Oerle, november 1944 , met o.a.linksachter Van Liere, tweede midden Sepers, zevende midden Sloots, rechtsachter De Groof (Bron foto T. Sloots)

  • Verkenningsafdeling met code 138, bestaande uit gevechtswagens, scoutcars en carriers, welke zelfstandig kon opereren of in groter verband als ondersteuning van de gevechtsgroepen.

  • Een batterij Veldartillerie, met code 114 (25-pounders met kaliber 8,76 cm). Vier stukken (later op continent zes) met een grote Batterijstaf die ook zelfstandig kon opereren.

  • De BrigadeTrein (verbindingsafdeling) met code 118, was belast met de aanvoer van levensmiddelen, munitie en brandstoffen.

  • De Reinforcement (aanvullings- en reservetroepen) met code 113.

  • De Herstellingsafdeling, werd later ingedeeld bij de Brigadestaf.

  • Het Depot werd bij de brigade weggehaald en kwam onder rechtstreeks bevel van de Inspecteur Nederlandse Troepen (INT)

                                                                     De brencarrier en daarnaast de scoutcar

    Hoewel er wordt gesproken over de "Prinses Irenebrigade", komt de personele sterkte van deze eenheid niet overeen met die van een standaard Britse brigade. In werkelijkheid was de beschikbare mankracht vergelijkbaar met die van een bataljon. De keuze voor de benaming "brigade" was echter strategisch van aard: alleen een eenheid met brigade-status kon als zelfstandige formatie deelnemen aan de geallieerde operaties voor de herovering van Europa. Een bataljon zou automatisch worden ondergebracht in een Britse brigade en daarmee zijn zelfstandigheid verliezen. Zowel Nederland als de geallieerden zagen het belang in van een herkenbare, zelfstandige Nederlandse eenheid op het Europese strijdtoneel. Daarom werd, ondanks de beperkte omvang, gekozen voor de aanduiding "brigade".
    De totale sterkte van de brigade was 1205 personen. Dat was ongeveer eenderde deel van een Britse brigade. De Prinses Irenebrigade kreeg opdrachten voor een brigade en niet voor een bataljon. De Britse bevelhebbers zeiden dan altijd : "a brigade is a brigade. Next question." Dat betekende dus: niet kletsen, maar doen wat opgedragen is.

    Voor eskadronscommandant Beelaerts van Blokland had de reorganisatie onaangename gevolgen: zijn eskadron pantserwagens werd opgeheven. Deze eenheid bestond grotendeels uit enthousiaste Marechaussees. De sfeer was er prima en er werden veel oefeningen gehouden die zich vaak uitstrekten over grote afstanden. Populair waren de schietoefeningen in The Black Mountains, in het berglandschap van Wales.

  •  
    De Recce in The Black Mountains, met links bovenaan en vooraan in het midden Daan van de Velde (Bron Van den Haak)

     Een 'buitgemaakte' schaap met motorrijder Chris Duysters en mannen van de Recce

    'Tijdens een van de eerste schietoefeningen in The Black Mountains, kwamen we erachter dat we vier schapen hadden gedood. De  commandant vond het erg vervelend, maar de chief of police zat er niet mee, want de Polen hadden er een week van tevoren twintig gedood.... '

    Regelmatig werd er ook aan sightseeing gedaan en die combinatie werd zeer op prijs gesteld door de manschappen. Bovendien droegen de mannen van dit eskadron pantserwagens een zwarte baret, afwijkend van de traditionele groene. De opheffing had tot gevolg dat en groot deel van de Marechaussees werden verdeeld over de gevechtsgroepen. Toen kwamen ze onder commando van jonge militaire politiemannen ("de Witte") die snel promotie hadden gemaakt. Het moreel had hier danig onder te lijden, dat na afloop van de afscheidsparade het hele eskadron door het kamp trok en met hamers op de stalen voertuigen sloeg, wat een enorme herrie veroorzaakte.

    'Dat lawaaimaken was een rouwbetoon, iedereen was er kapot van dat het eskadron werd opgeheven.'
     
    Het eskadron verdween dan wel, maar de Brigade werd wel degelijk gemotoriseerd. Dat betekende dat elke gevechtsgroep werd uitgerust met 22 Bren-en Loydcarriers, terwijl de verkenningsafdeling werd voorzien van moderne Daimler (de "Dingo") verkenningswagens.
    Bij de artillerie moest alles geheel worden opgezet. Uit de aanwezige artilleristen  werd een detachement geformeerd waarvan de officieren bij een Brits onderdeel werden gedetacheerd. Het personeel kreeg een opleiding en nadat het materieel was aangekomen, werd de batterij geformeerd. Van 16 maart tot 26 september 1943 oefende deze bij een Brits onderdeel en ontving de nodige praktische schietopleiding.
    Teneinde de Brigade uit het 'kampleven' te halen werden verschillende eenheden op Britse wijze geoefend en bij vergelijkbare Britse onderdelen gedetacheerd. De brigadestaf bleef echter op Wrottesleypark.


    Een overzicht van de verblijfplaatsen van de  Brigade in Engeland

    Op 1 mei 1943 vertrok de IIe gevechtsgroep als eerste onderdeel naar Stanhill Camp tussen Accrington en Blackburn. De prima G.M.C trucks werden hiervoor helaas ingeruild voor de Dodge. De manschappen werden ondergebracht in Nissenhutten boven op een heuvel. Hier maakte men voor het eerst kennis met radar: een wirwar van gespannen draden op geringe hoogte. Ze werden ingedeeld bij de Lancaster Fuseliers.

    3 mei 1943 werd de 1e gevechtsgroep verplaatst naar Barrow in Furness, waar ze werden ondergebracht in houten barakken. De bedoeling was om in de omgeving, samen met een brigade van de Black Watch, oefeningen te houden, niet alleen te lande, maar ook vanuit de zee. Barrow in Furness ligt even ten zuiden van het Lake District, een heel mooi gebied, waar in het seizoen veel toerisme was. Militaire oefeningen mochten er alleen worden gehouden in de maanden oktober tot en met juni. Dus niet in het vakantieseizoen.

    "Ik herinner mij een tweetal oefeningen. De eerste was een aanvalsoefening in het Lake District, samen met de Black Watch. De tweede was een "invasie-oefening". Deze was uitzonderlijk zwaar en het uithoudingsvermogen werd zwaar onder druk gezet. De zwaarte kwam in het bijzonder tot uitdrukking doordat de laatste honderd meter naar de kust erg modderig waren en het moeilijk was de persoonlijke bewapening schoon en droog te houden."

    Half mei ging de verkenningsafdeling (Recce) op oefening in Morecambe bij Lancaster, 40 km ten noorden van Blackpool. Hier was in een vakantiekamp het 80e Recce Regiment gelegerd. Dit was een voortgezette opleiding van Engelse militairen en droeg bij om de geoefendheid van de Nederlandse Recce te verhogen. De samenwerking met de Engelsen was prima. Hoewel men wel opkeek tegen de wekelijkse verplichte Cross country loop, een 8 km lange tocht door heuvelachtig landschap. Er vonden ook veel schietoefeningen op het strand plaats, waar betonnen palen als doel diende voor de anti-tankgeweren.

    Onder leiding van kapitein Looringh van Beek vertrok de Brigade (zonder de artillerie) op 12 juni 1943 naar Ashridge Camp tussen Dunstable en Berkhamstead, midden in de bossen. Ze werden hier ingedeeld bij de 61st Division Recce Unit. Dit kamp, ter grootte van enkele km², behoorde tot het eigendom van Lord Rothschild, die echter niet op dit terrein huisde. In de stromende regen werden tientallen tenten opgebouwd. Elke unit had zijn eigen tenten en bosgedeelte. Tot de tenten behoorde een aantal kleine ronde achtpersoons met een stok en een aantal grote langwerpige met meerdere palen in het midden en met ruimte voor een dubbele rij slaapplaatsen. De twee andere gevechtsgroepen werden later ook in dit kamp gelegerd. Ook waren er al tal van Engelse militairen in dit park aanwezig. Voor het eerst vonden er oefeningen plaats in brigadeverband, wat nog niet eerder geschiedde.  

    De temperatuur was als regel vrij hoog. Het was er niet erg comfortabel, zo was er het gemis aan stromend water. Voor het wassen en scheren was de helm het wasbassin. Het (koude) water moest ergens in de buurt van de keuken bij een kraan vandaan komen.

    "Enkele officieren probeerden daar verandering in te krijgen. Met her en der verzameld materiaal werd een stellage gebouwd. De buizen werden op mans hoogte aangebracht, nadat op onderlinge afstand van circa 5 cm gaatjes waren gemaakt over de gehele lengte van de buis. Met behulp van slangen werd een verbinding gemaakt met een van de weinige warmwaterkranen in het kampement. Na een week werken in de avonduren was de doucheplaats gereed. Nu nog de formele toestemming van de kampcommandant, de majoor Galle. Hij vond het prachtig dat de douchestellage was gemaakt. Ook vond hij het goed om deze douche te gaan gebruiken, echter onder één voorwaarde en dat was dat men gedurende het douchen gekleed moest zijn ofwel in de onderbroek ofwel een zwembroek......"
      
    Gevechtsunit II  in Ashridgepark met rechtsvoor W. Vaders


     
    Wotton Underwood- Links op deze foto Jaap Sepers (Bron fam. Sepers)


                                     Otterburn- tweede van rechts Jaap Sepers
    (Bron fam. Sepers)

    De artillerie oefende in augustus 1943 in het Wotton Underwood Camp nabij Aylesbury, ten noordoosten van Oxford. Begin september 1943 verhuisde ze voor een 10-daagse schietkamp in Otterburn, in Northhumberland, bij Newcastle on the Tyne.
     
    Totale sterkte 'Royal Dutch Army' oktober 1943
    Op 20 december 1943 verscheen de 'Hulpkorpsbeschikking' van de Nederlandse minister van Oorlog Van Lidth de Jeude, waarbij in Engeland het eerste Nederlandse vrouwenkorps tot stand kwam dat de militaire status kreeg. Het korps kreeg de naam (Vrijwillig) Vrouwen Hulpkorps en maakte deel uit van de Koninklijke Landmacht. Zij werden ook opgeleid in Wrottesley Park en er waren drie oefensessies in januari, maart en juli 1944. Het programma bestond uit gymnastiek, exercitie, kaartlezen, rijlessen, leren colonnerijden in 3- en 6-tons vrachtwagens, EHBO, gasmaskeroefeningen (gebruik van traangas), krijgstucht, hygiëne, wapenleer (o.a. het uit elkaar halen van een machinegeweer en opsporen van boobytraps) voedingsleer, kantinewerk en een refugiéoefening.
     
    Oom Paul
    (foto: C. Hijzeler)   
         
      
       
    Karikatuur uit de Bromtol van 'Oom Paul'
    Cartoonist: E. van Stokkum (Let op de  'Springbok'!)

    In maart 1944 werd het Depot in Wolverhampton gereorganiseerd. Het belangrijkste daarvan was de vorming van een  Compagnie aanvullingstroepen (Training and Holding Unit), bestemd om eventuele verliezen van de Irene Brigade op te vullen. Deze troepen werden opgeleid door de legendarische Zuid-Afrikaanse majoor Looringh van Beeck 'Oom Paul' (vernoemd naar Paul Kruger).

    Terug naar de inhoud