Gevechten bij St. Joris-Winge
Tocht door België
We hadden verwacht nog diezelfde avond of dan toch de volgende dag Amsterdam binnen te zullen rijden. Groot was dan ook verrassing toen we enige felle knallen hoorden en ineens vijf voertuigen in brand stonden.'
Van Leuven liep de weg naar Diest over het dorpje St.Joris-Winge. De scoutcars en pantserwagens waren behangen met bloemen en zingend trok de colonne, met de marsorde: recce, 3e gevechtsgroep, staff, GG I en II, batterij, brigade compagnieën, op 6 september 1944 door het heuvelachtige landschap op weg naar het vaderland. Onderweg had de Belgische ondergrondse ('de Witte') de staf al gewaarschuwd dat er nog Duitsers actief waren in de buurt. Men kreeg het bevel om de onderlinge afstand tussen de voertuigen van vijftig op honderd meter te bewaren, maar dat werd door sommige 'feestgangers' genegeerd.
Toen de colonne over een smalle, door heuvels en populieren omzoomde, weg reed nabij St.Joris-Winge, werd er plotseling vooraan gestopt. Dit had tot gevolg dat de voertuigen van Gevechtsgroep III in elkaar schoven, omdat de Recce niet voldoende voorsprong had. Totaal onverwacht werd de voorste gevechtsgroep van voren en van rechts beschoten met kanonnen en mitrailleurs. Twee Panther-tanks van de Duitse Pantzer-Brigade 105, stonden op ong. 600 meter zijwaarts bij een boerderij gedekt door struikgewas.
'Ik reed op de motor met twee pantserwagens mee naar voren en plotseling werd de voorste wagen getroffen door een granaat. Vijftig meter verderop stond een enorme Duitse tank, verderop stonden er nog meer in een weiland.. Mijn motor werd onder mij vandaan geschoten. Ik was zo door het dolle heen van de schrik dat ik als een gek ben gaan schieten op mensen in de verte, in de overtuiging dat het Duitsers waren.'
'De Duitsers hadden de overval zeer goed opgesteld. Een tank achter een voertuigwrak op de weg, welke vol wrakken lag, had het mitrailleurvuur op de voorste gepantserde verkenningswagen geopend en door een schot door de schietsleuf werd mitrailleurschutter De Groot gedood.'
Bij de verkenningsafdeling (Recce) werd de allereerste wagen door een tank onder vuur genomen, waarbij de mitrailleurschutter H. de Groot op slag werd gedood. De mannen sprongen uit de wagens en zochten dekking in de droge sloten. Al heel snel volgden er ontploffingen en stegen rookpluimen boven de colonne op.
Doordat men een vredesmars onderstelde, was er geen radioverbinding en kwam er geen snel contact met de Batterij tot stand, waardoor het enige tijd duurde voordat er goed artillerievuur werd gegeven. Vanwege aanhoudende passiviteit besloot majoor Beelaerts van Blokland uit de dekking te komen en begaf zich langs de weg naar voren. Koelbloedig over de weg lopend, beval hij zoveel mogelijk manschappen enige honderden meters het veld in te trekken. De controle over de troep was weggevallen: de pelotonscommandanten wisten niet waar hun mensen meer waren en afweermaatregelen werden niet genomen.
Klik hier voor een ooggetuigenverslag van deze gevechten door een chauffeur A. Weerheim van de Recce
Klik hier voor een ooggetuigenverslag van deze gevechten door Eltn. Dirk Badings van de MTO
Klik hier voor een ooggetuigenverslag van deze gevechten door Herman van den Bergh van de Brigadestaf/signals
'Om een van de wagens, waarvan de kap in brand stond, te redden gaf de Brigademajoor Beelaerts van Blokland een dolk aan een chauffeur met de opdracht de brandende kap eraf te snijden. Deze sprong echter in de wagen, reed 500 mt. verder waar wagen en dolk verbrandden.'
Ongeveer op deze plaats vonden op 6 september 1944 de Duitse beschietingen plaats op de colonne van de Prinses Irene Brigade. Bij de toenmalige boerderij van de Fam. Favier.
Er stonden in totaal zeven voertuigen in brand. Zij hadden elkaar aangestoken, waardoor munitie ontplofte.
De troep werd nu gehergroepeerd, waartoe de onderofficieren van de Recce, Pompe van Meerdervoort en Reinarz en Ltn. Wolters, hun hoofd koel hielden en goede diensten verleenden door de mannen zo'n 200 tot 500 meter het zijterrein in te sturen. Ze zochten dekking in droge sloten en Gevechtsgroep II bracht in een mum van tijd anti-tankgeschut en zeven ponders in stelling. Ondertussen bestookten de Duitsers de Brigade met kartetsgranaten, welke net bovengronds exploderen en met grote kracht kleine kogeltjes verspreidden, waardoor er vele gewonden vielen.
Vervolgens kwam de uit het Vreemdelingenlegioen afkomstige Johannes Garnier in actie. Met zijn carrier reed hij dwars door de brandende voertuigen om gewonden op te op te halen en in veiligheid te brengen. Daarna ging hij terug om de niet brandende voertuigen van de brandende voertuigen, die zouden kunnen ontploffen, te scheiden.
De verliezen en materiële schade bij de Brigade waren groot: drie doden (A. Bijlsma en A. Bonte overleden twee dagen later aan hun verwondingen), 14 gewonden en vier pantservoertuigen, drie Brengun carriers en vier trucks waren uitgebrand.
Zonder de actie van Johannes Garnier hadden deze verliezen nog veel hoger kunnen zijn. Vandaar dat hem op 10 oktober 1944 de hoge Britse onderscheiding de Military Medal ten deel viel. (info Frans Janssen)
Zonder de actie van Johannes Garnier hadden deze verliezen nog veel hoger kunnen zijn. Vandaar dat hem op 10 oktober 1944 de hoge Britse onderscheiding de Military Medal ten deel viel. (info Frans Janssen)
Nadat Britse tanks werden ingezet, bleek bij nadere inspectie van de infanteristen, dat de meeste Duitse tanks buiten gevecht waren gesteld of verdreven.
Klik hier voor een ooggetuigenverslag van deze gevechten door Jozef Favier uit St. Joris-Winge.
'We werden door Engelse motorrijders van de weg gedreven. Ze snauwden ons toe: "Get off the bloody road or we'll shoot you off!" Het was allang geen 'gentlemen's' war meer.'
Door dit alles liep de Brigade een oponthoud van twee uur op en dat werd nog groter, doordat uitgebrande voertuigen en ontploffende munitie de marsweg blokkeerden. Laat in de avond bereikten zij tenslotte het plaatsje Schaffen, nabij Diest en het Albertkanaal. Na een korte nachtrust, rukte men de volgende morgen 7 september verder op in de richting Beringen.